D. Kraaijpoel
Wat verstaan we onder realisme? Weergave van de herkenbare
werkelijkheid, zei Courbet, dus geen gefantaseer over draken, engelen
en andere bovennatuurlijke entiteiten. Het spraakgebruik is hem daarin
niet gevolgd. Een engel in een renaissance-schilderij, compleet met gevederde
vleugels, noemen wij realistisch geschilderd.
Dat kan op verschillende manieren. Er bestaat een realisme dat exact,
met meer dan fotografische scherpte 'netvliesgetrouw' de werkelijkheid
in kaart brengt. Dat komt zelden voor; de werken van Jopie Huisman vallen
in die categorie. Maar je zou kunnen beweren dat dit een overdreven turende
manier van waarnemen is. In het dagelijks leven kijken we veel globaler
over de dingen heen: in die zin geeft het totaalbeeld van een impressionisch
schilderij een juistere indruk van hoe wij waarnemen dan Huisman. Dus
eigenlijk zouden we de impressionisten bij uitstek tot de realisten moeten
rekenen.
De ironie der historie wil echter dat de impressionisten dat niet leuk
zouden vinden, want ze wilden zich juist afzetten tegen de academische
realistische of naturalistische traditie. Willen we het spraakgebruik
volgen (en dat willen we), dan moeten we ergens een grens trekken. Ik
stel het volgende voor: een realistisch kunstwerk hoeft niet fijn afgewerkt
te zijn; het mag rustig een spontane, duidelijk zichtbare toets vertonen,
maar de zwaarte, de massa van het verbeelde object moet bewaard blijven.
Wanneer de wereld zijn gewicht verliest, hoe hemels dat
er ook uit ziet, kunnen we niet meer van realisme spreken. Vroege Monet
voldoet nog aan de definitie, late Monet niet meer.
De vraag of er zoiets als een Noordelijk realisme bestaat
houdt de gemoederen al jaren bezig. Er zijn al twee doctoraalscripties
over verschenen, en in de NRC heeft een artikel van P. Steenhuis gestaan
waarin dit begrip gebruikt werd. In deze teksten wordt niet aangegeven
waarin de Noordelijke variant zich onderscheidt van ander realisme.
Is er sprake van een herkenbare stijl? Bij het verschijnsel De Nieuwe
Haagse School immers is dit het geval: er heerst daar een sterk lineaire
opvatting: ze denken daar van de contour uit, en springen vrijmoedig om
met de verhoudingen van het menselijk lichaam. In het Noorden des lands
bestaat zo'n stijlkenmerk niet.
Je zou kunnen zeggen dat de waarneming overheerst. De neiging om direct
naar de natuur een portret, stilleven of landschap weer te geven is in
het Noorden flink ontwikkeld. Maar een vast stijlkenmerk is het niet:
de werken van Wout Muller, Hester Schroor, Olga Wiese en mijzelf berusten
voornamelijk op fantasie, en bij Rein Pol, Matthijs Röling en Ger Siks
is dat althans voor een gedeelte van hun oeuvre het geval.
Er bestaat in beide centra een zichtbare binding met de traditie. Terwijl
de Hagenaars overwegend belangstelling hebben voor vroege renaissance
en Vlaamse primitieven, kijken de Noordelijken meer naar hoog-renaissance
en barok. Het is echter de vraag of dat in andere regio's niet eveneens
gebeurt. Zekerheid is daarover niet te krijgen, want de landelijk pers
bericht niet over contemporaine kunst waar eeuwenoude traditie in zit.
Wat er in Brabant of Zeeland gemaakt wordt, ik zou het werkelijk niet
weten.
We zullen het er maar op houden dat het begrip Noordelijk
Realisme een geografische aanduiding is. Het kan zijn dat er hier meer
aan natuurstudie wordt gedaan dan elders, omdat de Academie Minerva verhoudingsgewijs
altijd veel modeltekenen, stillevenschilderen en andere waarneming in
haar curriculum heeft gestopt. De resultaten hebben een aardige plaats
op de markt veroverd. Allicht, de particuliere koper mag graag iets zien
dat hij zelf niet zou kunnen maken, een product dat scholing vertoont.
terug naar beginscherm
|